‘En, willen we nog een kind?’ vraag ik mijn taalnazi.
Het is 21 januari 2020, we hebben de eerste verjaardag van onze dochter gevierd, en ze ligt net op bed. We hebben met elkaar afgesproken dat we ‘het gesprek’ in ieder geval zouden uitstellen tot ze een jaar zou zijn.
‘Wat wil jij?’ vraagt hij.
We kijken naar elkaar. Wallen onder de ogen. Zuchtend.
Glimlachend.
Zes jaar geleden kwamen we elkaar tegen op een literaire middag in Delft. We lazen allebei een vies verhaaltje voor en dronken biologische Merlot. We werden dronken. We kusten. We aten springrolls. We wilden nooit kinderen. We wilden een groots en meeslepend leven, vol schrijverij, sigaretten, wijn en sexy time.
Drie jaar later veranderde ‘nooit’ in ‘misschien’ en nog een jaar later wilde ik een kindje en mijn taalnazi ook wel. Ik was – ondanks de wens – ontzettend bang. In mijn hoofd had het moederschap de potentie om je leven te verwoesten. Je raakt eerst je lijf kwijt, dan je hoofd en als het kind er eenmaal is, de rest. Ik zag mezelf al hallucinerend van slaapgebrek mijn dagen doorworstelen, leven van flesje naar fruithapje naar groenteprutje. Ik dacht dat ik kokhalzend boven poepluiers zou staan, radeloos met de baby mee zou krijsen als ze niet wilde slapen en uit pure wanhoop om vier uur ’s middags aan de drank zou gaan. Ik zou spijt hebben van het ouderschap en die spijt zou ik met wodka wegspoelen. Wodka. Want dat ruik je niet en rode wijn was van een vorig leven. Toen ik nog gelukkig was.
De wens bleek groter dan de angst want we kregen een kindje. Natuurlijk verdween ‘ik’ het eerste half jaar na haar geboorte, maar de oxytocine vloog in het rond en geloof me: dat is beter dan MDMA. Onze baby hapte goed aan, sliep zoals een baby hoort te slapen (in intervallen), was vrolijk, huilde alleen als ze iets wilde en we waren blij. Sterker nog: de drie maanden na Rosie’s geboorte, in onze bubbel met haar, de hond, mijn taalnazi, al Chinees vretend op bed, waren de gelukkigste maanden van mijn leven. Ik heb me nog nooit zo verbonden en vrij gevoeld als toen.
Maar ze groeit gewoon verder. En dan moet je gaan werken en verwachten mensen ook weer dingen van je. Je blijkt te weinig tijd te hebben om te schrijven. Verhalen dansen in je hoofd maar vinden hun weg niet naar het papier, en op het moment dat je moet gaan nadenken over een tweede kind, bonkt die bekende angst weer op de deur… Waar is die fucking Merlot?
Mijn taalnazi trekt zijn wenkbrauw op: ‘Je weet het toch allang.’
Ik: ‘Ja?’
‘Ja,’ zeg hij. ‘Ja. Natuurlijk ja.’
Ik, half huilend: ‘Ja.’ En al snottebellend drukte in mijn lippen op de zijne.
Twee dus. Ondanks alle angsten was het eigenlijk al besloten toen ik voor de eerste keer moeder werd. En niet per se omdat we onze dochter een maatje cadeau wilden doen. Natuurlijk gun ik haar een broertje of zusje om mee te spelen en te delen, om achterin de auto naar Frankrijk aan de haren te trekken, om een front mee te vormen tegen haar ouders in de puberteit, om een vroeger mee te delen als wij er niet meer zijn. Maar ik vind het ook zo bijzonder om moeder te zijn. Ik verbaas me over hoeveel zin ik elke ochtend heb om Rosie weer te zien, ik kan duizend boekjes per dag voor lezen, ik smelt van het handje dat ze op mijn wang legt als ik huil, ik laat alles vallen om haar te troosten en lach om hoe ze kijkt, om hoe ze rent en om hoe ze als ze valt; aan zichzelf vraagt: ‘Gaat het?’
Maar jij dan? En je schrijven en je dromen? (ik weet niet of jij het je afvraagt, maar ik vraag het me wel af). Ja, die lijken soms weer in de koelkast te staan. En ik ben daar (meestal) niet boos over. Of teleurgesteld. Soms wel verdrietig. Maar ik kan het niet allemaal tegelijk en daar heb ik rust in gevonden. Bovendien besef ik inmiddels dat ik geen haast heb. Van haast wordt niets mooier of beter. Ik heb tijd. Mijn debuutroman is voorlopig nog niet af, misschien kan ik er pas weer aan beginnen als Rosie naar school gaat. Nou ja. Dat is dan zo. Ondertussen schrijf ik nog wel. Gedichtjes, blogjes, dagboekkrabbels. Is het allemaal wat vrijer. Ik geniet van alle dingen die het moederschap me heeft geboden. Want het is niet dat ik nu ook ‘gewoon’ moeder ben. Nee, ik heb me als mens ontwikkeld; als vrouw.
Door Rosie ben ik een feminist geworden, en een klimaatactivist, door Rosie werd ik me bewust van mijn negatieve zelfbeeld, door Rosie ben ik in therapie gegaan, door Rosie heb ik meer rust en (zelf)compassie. Door Rosie besefte ik me dat ik twee van die monsters aan de eettafel wil. Dat mijn taalnazi thuis is en wij met z’n allen mijn bubbel zijn. Nergens ben ik meer mezelf dan hier, in ons appartement in Rotterdam op vierhoog, uitkijkend over de Rotte, waar ik elke ochtend in mijn leesstoel voor het raam zit met een kleine in mijn buik en een kleine op mijn schoot. De meeuwen vliegen voorbij en Rosie roept: ‘Ogels, ogels!’.
Ik ben altijd donkerder geweest dan ik nu ben. Ik heb me altijd eenzamer gevoeld dan op dit moment. Nooit eerder had ik zo’n zin in de toekomst; uitkijkend naar hun eigenzinnigheden, het samen knutselen, filmmiddagen op bed met chippies in koffiefilterzakjes, knuffels voor het slapen gaan, onvermijdelijke ruzies en toch ook; mama die zich afzondert in haar zolderkamertje waar ze schrijft en waar de kinderen haar thee en koekjes brengen. De angst is verdwenen. Ik heb iets gevonden waarvan ik niet wist dat ik het ontbeerde. Nooit was ik zo thuis als nu. Dus laat ‘m maar komen die tweede, rond zes maart zullen we hem met open armen ontvangen en weet je wat, daarna drink ik ook gewoon een glas biologische Merlot.
7 reacties op “Twee”
Wat fijn en speciaal nieuws en het is bijna zover dus! Heel leuk om zo mee te mogen beleven in hoe je de dingen beschrijft. Gefeliciteerd!
Dankjewel lieve Elly! Heel fijn om het zo te mogen delen 🙂
💕mooi geschreven! Hoe het leven je ineens, en daarmee ons allemaal, kan verrassen! We kijken uit naar de komst van de kleine man en tot die tijd; 💪🏻 en een dikke knuffel!
Dankjewel! Ja mooi is dat he… Dikke knuffel ook voor jullie!
Gefeliciteerd! Wat mooi om dit te lezen.. ik twijfel zo en bang voor.. alles. Maar dat het ook zo kan zijn, zo kan voelen, is geruststellend.
Oh, wat een verrassend groot nieuws, gefeliciteerd! Dat wij dat mogen meemaken, zeg. Ik wens je een voorspoedige bevalling en een blijde komst van de nieuwe spruit.
Moooooi! En herkenbaar! Ik ben in de fase van: “we gaan bijna voor de eerste, maar ik durf nog een beetje niet, maar ik wil het zo graag, maar ik wil mijn leven niet kwijt”. Je kent het wel. Fijn om jouw blog te lezen dus.