Ik gooi het er maar meteen uit: ik zag best wel (heel erg) op tegen de bevalling. Want holy fuck, er moest een kind uit mijn punani worden geperst. Niet eentje die al kan fietsen of waarvoor we al stufie moeten aanvragen, maar toch, een kind! In mijn zwangerschap app kun je zien hoe groot dat kind met 40 weken ongeveer is. Nou, zo groot als een watermeloen (WAT?), een bruidstaart (met drie verdiepingen!) of een lammetje. Die laatste vergelijking resulteerde in het hysterisch googlen van afbeeldingen en afmetingen van lammetjes. Ik werd er vrij paniekerig van. Een lammetje moeten we voortaan gewoon ‘lam’ noemen, want het is een vrij groot babybeest.
En ziedaar: mijn bevalangst was geboren. Mijn eigen geboorteverhaal maakte het trouwens niet beter. Zolang ik kan luisteren, vertelt mijn moeder graag over de terreur die mijn geboorte was. Mijn moeder houdt van de lange versie, die ze dan met grote ogen en een rood hoofd vertelt, maar het verhaal is vrij kort samen te vatten. Het was een hel. Ze was van gat tot gat uitgescheurd en zou zichzelf onder volledige narcose laten brengen als ze nog een keer moest bevallen.
Zo halverwege mijn zwangerschap besloot ik iets te doen aan mijn bevalangst, ik vroeg mijn verloskundige om hulp. Ze raadde me een goede zwangerschapscursus aan en zei dat ik mooiegeboorteverhalen.nl eens moet lezen. Positieve verhalen (zonder scheuren, inknippen, vacuumpompen, blauwe baby’s en andere horror) bleken daar te vinden (driewerf hoera!) en met een cursus hypnobirthing leerde ik mezelf door middel van visualisaties en ademhalingstechnieken te ontspannen. Mijn vertrouwen groeide en mijn perspectief draaide. In plaats van ‘van bevallen van een fucking lam’ ging ik spreken over ‘haar geboorte’. De taalnazi en ik besloten dat het een badbevalling zou worden, we zochten muziek uit, spraken af wat we met licht gingen doen, en schreven onze wensen op in een geboorteplan. Beetje zweverig allemaal, maar het hielp. Op een gegeven moment wist ik het zeker: ‘Ik kan dit gewoon.’
Het vertrouwen dat ik zorgvuldig had gekweekt, kon ik maar kort koesteren. Tot week 35. Ik had inmiddels zwangerschapsdiabetes ontwikkeld. Simpel gezegd houdt dit in dat je lijf door de hormonen de suikers die je inneemt niet goed kan afbreken. De suikers gaan onafgebroken naar je baby en daar kun je een grote baby van krijgen. Grote baby’s vindt men griezelig, dus ik moest naar het ziekenhuis. De gynaecoloog die we daar troffen was een Belgische, blonde dame. Ze oogde gezellig maar dat was ze niet. Streng en rechtlijnig was ze: onze baby viel buiten ‘de curve’, zou te groot worden en in week 38 moest ze maar worden gehaald.
‘Wat?’ stamelde ik.
‘Ze valt buiten de curve,’ zei de Vlaamse gynaecoloog nog maar eens, langzamer deze keer, alsof we achterlijk waren. ‘En ze wordt alleen nog maar groter.’ Dat hadden wij ook al begrepen, maar bedankt. ‘Het protocol is inleiden. Aan de balie kunnen jullie een afspraak maken.’ Dat was haar uitspraak en daar moesten we het maar mee doen. Het woord ‘groter’ weerklonk ik mijn hoofd. Even zag ik de lammetjes, hoorde ik mijn moeder over haar uitscheurhorror. Heel even maar. Want bijna tegelijkertijd dacht ik aan mijn lieve, mollige monstertje en hoe ik haar de geboorte wilde geven zoals we die hadden bedacht.
Toen ik trillend voor de balie stond, gaf mijn taalnazi me een kus op mijn slaap. ‘Het hoeft niet, als je het niet wilt,’ fluisterde hij. Ik keek op. ‘Het hoeft niet?’ fluisterde ik verbaasd terug. Je moet toch luisteren naar de dokter?
‘Nee, schatje,’ glimlachte hij. ‘Het is jouw lijf, onze baby, we mogen het zelf weten.’
‘Oké,’ zei ik opgelucht. ‘Wil jij het zeggen?’ Ik wil het liefst nog altijd door iedereen aardig gevonden, merkte ik. Gelukkig heeft mijn taalnazi daar geen last van.
‘We hoeven geen afspraak voor een inleiding,’ zei hij tegen de dame achter de balie. ‘Hoe gaan we nu verder?’
‘Dan kom je in week 37 weer terug,’ zei ze terwijl ze hem een foldertje over inleiden in de handen drukte.
Thuis kreeg ik nachtmerries over de inleiding die me toch misschien te wachten stond. Ik las het foldertje. Een inleiding is het kunstmatig opwekken van de bevalling. Het is fantastisch dat het kan, maar als het niet nodig is, wilde ik het niet. Voor mij niet en voor haar niet. Ik wilde geen balonnetje in mijn punani en dan wachten tot het eruit valt om vervolgens naar het ziekenhuis te gaan, ik wilde geen weeënopwekkers en daarna vastzitten aan een bed met slangetjes. Ik wilde geen pijnbestrijding en niet meer kunnen voelen wat zij nodig had tijdens de geboorte. Ik wilde – zeker omdat mijn baby groot bleek – zitten, liggen, hurken, op mijn kop staan, als dat is wat zij nodig zou hebben om geboren te worden. Dat kan allemaal niet met een inleiding.
Ik belde mijn verloskundige en wilde één ding weten. Zijn er medische argumenten voor mijzelf of mijn baby om in te leiden? Het antwoord was nee. Het is een flinke baby en het protocol is inleiden, maar het was niet medisch noodzakelijk. Toen besloot ik (met hulp van mijn oermoederhormonen en mijn taalnazi) dat onze baby niet gehaald zou worden. Mijn taalnazi was trots toen ik het vertelde, want ik vertrouwde op mezelf. Misschien wel meer dan ik ooit had gedaan. Het voelde op een vreemde manier bevrijdend. Bij elke grote beslissing in mijn leven ben ik onzeker geweest, afhankelijk van de relatieve wijsheid van de mensen om mij heen. Ik heb me zo vaak laten beïnvloeden door de meningen van anderen. Dit is niet normaal. Zou je dat wel doen? Waarom wil je dit nou? Je kunt veel beter… Vaak koos ik de kant van de ander, in plaats van mijn eigen kant.
Deze keer niet. Deze keer stond ik aan mijn kant en aan die van mijn monstertje. In week 37 zei ik dat ook tegen de volgende gynaecoloog. We hoefden niet meer langs het monster van Mechelen maar waren gekoppeld aan een vriendelijke Brabander. Daar was makkelijker tegen te praten. Toen ook hij over inleiden begon, sprak ik mijn magische woorden. ‘Ik laat haar nog even zitten.’
‘Prima,’ zei hij verrassend mild. ‘Nu vind ik het medisch nog verantwoord, maar ik wil je in week 40 terugzien en dan ga ik wel aandringen op inleiden.’
Ik knikte, glunderend. Mijn baby blijft nog even zitten in mijn warme baarmoeder. Ik heb het goed gedaan. Ook al wordt ze zo groot als een lammetje, we regelen het samen wel. Ze zal op haar eigen tijd komen. Als dat maar wel voor week 40 is, voor de woensdag van week 40 om precies te zijn. Dan is de volgende afspraak op de afdeling gynaecologie.
Benieuwd hoe dit afloopt? Hiero lees je part two.