Onze enorme monsterbaby had van de gynaecoloog een deadline gekregen. Ze moest komen voor de woensdag van week 40 want anders zou de inleidpolitie een proefballonnetje in mijn punani oplaten waarmee de inleiding feestelijk zou beginnen. Op de zaterdagavond voor de deadline hadden mijn taalnazi en ik ruzie. Geen hele erge, het eindigde met een schreeuw van mijn kant: ‘Ik vind jou gewoon niet lief!’, waarop mijn taalnazi verdrietig met zijn staart tussen de benen op de bank ging slapen. Apart slapen doen we eigenlijk nooit, dat hebben we aan elkaar beloofd, maar ik ging kwijlen bij het idee dat mijn buik en ik het hele bed voor onszelf hadden. Dus ik riep lief ‘Welterusten, schatje,’ en rolde mezelf het bed in. Tot ik rond een uur of twee naar de wc moest. Beetje buikpijn.
‘Schatje?’ In de woonkamer schudde ik mijn taalnazi zachtjes wakker. ‘Wil je weer bij mij komen liggen?’
Hij zat meteen rechtop. ‘Is het begonnen?’
‘Nee, ik heb gewoon buikpijn. Ik moest poepen. Kom je bij me liggen?’
Hij pakte zijn dekens en schoof achter me aan de slaapkamer in. We gingen tegen elkaar aanliggen en vielen in slaap. De volgende morgen moest ik weer poepen.
‘Ik zweer het je,’ zei mijn taalnazi. ‘Het komt door die vegetarische curry van gisteren.’ (hij zegt alles om onder vegetarisch eten uit te komen).
Na een tijdje en veel bezoekjes aan de wc, vraag ik of hij onze lieve verloskunde wil bellen. Al voelen de krampen als poeppijn, inmiddels ben ik wel leeg en het gaat toch door. Ik hoor hem aan de telefoon. ‘Ja, misschien zijn het weeën, maar misschien is het ook gewoon pijn van het poepen. We hebben gisteren vegetarische curry gegeten.’
‘Ik denk dat alles wel eruit is gepoept!’ roep ik.
‘Ze denkt dat alles eruit is gepoept.’
Rustig aan is het advies. We gaan op bed liggen, mijn taalnazi zet Friends op (hij zoekt de afleveringen waar Rachel ook hoogzwanger is) en ik adem mijn poep/wee krampen weg. Na een paar uur moet ik plassen; bij het afvegen zie ik bloed.
‘O mijn god! Bloed!’ Ik laat mijn taalnazi hysterisch een bebloed stukje wc papier zien. Hij belt weer de verloskundige. Het blijkt normaal. ‘Het is begonnen,’ zegt hij kalm als hij heeft opgehangen.
Liggen is geen optie meer. Ik loop in de kamer heen en weer, als een loopmeditatie. Ik vestig de aandacht op mijn voeten, en dat helpt. Tot er een wee komt en ik over de bank moet hangen om hem op te vangen. En dan weer lopen. En dan weer hangen. Tot ik het niet meer op kan vangen. De weeën komen te snel achter elkaar. Dat blijken toverwoorden. ‘Kan ze het niet meer opvangen?’ zegt onze verloskundige tijdens het derde telefoongesprek. ‘Mooi. Dan kom ik eraan.’ Als ze er is, komt ze naast me op de bank zitten. Ik hang met slappe armen, ze aait me over mijn rug. ‘Zo, dat betekent geen inleiding, vrouw.’ Ik lach, door de pijn heen. We made it this far! Hier gaan we, monstertje.
Even later sjezen de taalnazi en ik in onze Twingo door Rotterdam. Voor een stoplicht moet ik bekennen dat ik toch wel een beetje bang ben.
Hij legt een hand op mijn bovenbeen. ‘We doen het samen, schatje.’
‘Ehm.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Dat vind ik een beetje overdreven. Samen.’
Mijn taalnazi herpakt zich. ‘Nee, ja, tuurlijk. Het moet uit jouw punani komen maar ik ben er voor je.’
En dat klopt. Hij is er voor me, precies zoals ik nodig heb. In het geboortecentrum hoef ik nergens over na te denken, behalve aan de geboorte van het monstertje. Mijn taalnazi zit aan de rand van het bad en houdt mijn hand vast, laat erin knijpen, duwt op mijn onderrug als ik hem dat gebied, kust mijn hoofd, telt tijdens mijn ademhaling als ik het zelf niet meer kan.
Het bad blijkt een perfecte plek om de weeën op te vangen. Het warme water samen met de ademhalingsoefeningen zorgt ervoor dat ik echt kan ontspannen tussen de golven van pijn. Ik wieg mezelf zachtjes klaar voor de volgende wee. Onze verloskundige is er ook, maar ze laat de geboorte – zoveel als het kan – aan ons. Ze zit in een hoek, in gedimd licht en ze breit. Af en toe controleert ze het hartje, schept ze een drol uit het bad, maar ze laat deze gebeurtenis van ons zijn. Omdat het van ons is, omdat de natuur vertelt dat wij dit kunnen, omdat mijn lijf zegt dat ik dit kan.
Al doet het gewoon wel takkeveel pijn, uiteraard.
Op een gegeven moment wil ik ook niet meer. ‘Ik kan het niet meer, ik kan het niet meer, ik kan het niet meer,’ roep ik, in de hoop dat iemand zegt dat ik even kan gaan liggen en dat zij het verder wel regelt. Dat zegt helaas niemand. Onze verloskundige kijkt op van haar breiwerk en zeg streng maar liefdevol: ‘Vrouw, je moet een ander mantra kiezen want hier gaat het niet mee lukken.’
Ik weet geen mantra. ‘Waarom bedenk jij niet iets? Je hebt nog niks gedaan!’ roep ik naar mijn taalnazi.
‘Je bent sterker dan je denkt,’ zegt hij rustig.
‘Ik ben sterker dan ik denk, ik ben sterker dan ik denk.’ Het helpt.
Als de persweeën beginnen, stap ik uit het bad. Op de baarkruk. Even later ga ik daar ook vanaf en sta ik op knieën en handen. Na anderhalf uur persweeën wordt onze baby in die laatste houding geboren. Ik voelde me een beetje een koe toen ze uit me gleed (ik gebruik het woord ‘gleed’ maar zo makkelijk ging het niet hoor), maar misschien voelde het juist daarom heel goed en natuurlijk. Onze verloskundige begeleidt haar naar het matje op de grond, zodat wij haar zelf op kunnen pakken.
Ik kijk mijn taalnazi aan en even denk ik: doe jij het maar schat, ik kan het allemaal niet meer. Ik ga pitten.
Maar dan kijk ik naar beneden. Langs mijn blote lijf, langs de bloedvlekken. Daar ligt ze. Met open ogen kijkt ze omhoog, alsof ze zin heeft in haar tijd op deze wereld, in haar tijd bij mij, bij ons. De taalnazi en ik pakken haar samen op. ‘Hé schatje,’ zegt hij. ‘Hé, Anne-Rosie.’ Hij geeft haar aan mij en ik druk haar tegen me aan. Ze is warm, klein, nat en het meest bijzondere dat ik ooit heb gezien. Voorlopig laat ik haar niet meer los, ik heb er immers hard genoeg voor gewerkt.
Mijn taalnazi kijkt verliefder naar me dan ooit. ‘Een fucking strijder ben je.’ Hij kust mijn natte wang. ‘Hoe voel je je schatje?’
‘Ik heb pijn in mijn kut,’ zeg ik. ‘Maar ik ben heel gelukkig.’